Uit het tijdschrift Vlaanderen
De kruisweg van een Kruisweg
In 1949 overleed James Ensor; hij werd begraven naast het kerkje van Mariakerke (Oostende). Zijn vrienden, onder wie Constant Permeke, Hippolyte Daeye, Jean Brusselmans, Oscar Jespers en Edgard Tytgat vatten het plan op, Mariakerke tot een tweede Vence uit te bouwen. Tytgat toog aan het werk, en vatte een kruisweg aan. Maar het project bloedde dood. Permeke overleed in 1952, Jean Brusselmans een jaar later. De Kruisweg bleef onvoltooid.
Maar Tytgat bleef naar zijn Kruisweg hunkeren. De schrijver Maurits Roelants, ondertussen conservator van Gaasbeek geworden, hoorde hem dikwijls het verlangen uitdrukken zijn werk te voltooien. Hij bracht er de kunstenaar toe, zijn Kruisweg in definitieve vorm uit te werken voor de stemmige barokke kerk van Gaasbeek. Vol moed vatte Tytgat het werk aan. Immers, hij droeg de voorstellingen al in zich. ‘Er zweefde hem een voorstelling voor de geest,’ aldus Roelants, ‘die hem met teleurstelling deed spreken over het uitblijven van een zo boeiende kans, terwijl onze tijd zich zo menigmaal met afschuwelijke Saint-Sulpicianismen vergenoegde.’
Het formaat van de verschillende staties werd vastgelegd in functie van de beschikbare ruimte in de kerk. Een eerste proefpaneel, Jezus en de wenende vrouwen, werd met olieverf op asbestplaat uitgevoerd. Maar een groepje aanmoedigende vrienden bracht de kunstenaar ertoe in waterverf op geschept papier te werken, techniek die zo bepalend was geweest voor het gedetailleerde verhalende karakter van de voorstudies.
Het werd een dubbele kruisweg. Tytgat besteedde er meer dan een jaar aan, gekweld door een niet aflatende pijn, die hem het werken steeds moeilijker maakte. Naar het einde toe wist hij dat hij niet lang meer zou leven. Aan Roelants, die de afwerking van de Kruisweg op de voet volgde, vertrouwde hij toe: ‘Zeg er geen woord over aan Maria. Ik haal het einde niet van deze Kruisweg. Je crois que ma fin est venue’. In de Graflegging van Christus liet hij zijn penseel, meer nog dan voor de andere staties, door zijn eigen doodsgedachte leiden. Het werd een gevecht met de Tijd, een gevecht met de Dood.
Maar erger nog dan de fysieke aftakeling was de ontvangst die de Kruisweg ten deel viel.
Op 6 juli 1955 vergaderde de Diocesane Commissie voor Monumenten te Mechelen, onder het voorzitterschap van Mgr. Van Eynde(1). Het verslag vermeldt kort:
Gaasbeek. Kruisweg. Aquarellen van Dhr. Edgard Tydgat (sic!). De Commissie is van oordeel dat het ontwerp van kruisweg wel op zijn plaats kan zijn in een verzameling van kunstwerken, maar toch niet beantwoordt aan de voorschriften over Kristelijke Kunst, die voor onze kerken gelden.(2) Letterlijk hetzelfde - met de verkeerde spelling van de naam van de kunstenaar - werd, zonder verdere uitleg of commentaar aan Maurits Roelants meegedeeld.
In een brief aan Mgr. Van Eynde gaf Roelants, die Tytgat zo gesterkt en aangemoedigd had, uiting aan zijn ontgoocheling. Het werd een pleidooi, waarin mededogen voor de zieke schilder ontroerend doorklinkt, en tevens een ultieme poging de Kruisweg voor de Gaasbeekse dorpskerk aanvaardbaar te maken:
(zie verder aldaar)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten